Uittocht en Verdere Ontbinding
De KPM was bepaald ook geen winnaar. De uittocht van de vloot bleek een
uitvaart te zijn, gevolgd door langzame ontbinding.
De uittocht op zichzelf was overigens een niet geringe prestatie, als het ware een
laatste opflikkering van het oude KPM-vuur. De Indonesische regering verlangde
aanvankelijk dat de Indonesische bemanningen aan boord zouden blijven tot de
plaats van bestemming (Singapore), doch de KPM weigerde dit; zij wenste niet
uit te varen met bemanningen die, althans gedeeltelijk, vier maanden eerder
muiterij hadden gepleegd door op zee zijnde schepen te dwingen naar een
Indonesische haven te varen. De schepen moesten derhalve bemand worden met
de nautische en technische officieren en de leden van het walpersoneel die de
vier maanden wachttijd hadden "uitgezeten". Het aantal beschikbare officieren
was zo minimaal dat een zestal schepen niet bemand kon worden en door andere
schepen moest worden gesleept. Uiteraard waren de schepen, na vier maanden
stilliggen, ook niet meer in optimale conditie. En voor de "walslurpen" was het
een nieuwe ervaring om als roerganger, kok of runner te fungeren. Niettemin
slaagde de gehele operatie wonderwel, en op 8 april 1958 waren alle 34
vrijgegeven schepen, afkomstig uit Tandjong Priok, Surabaia, Makassar, Ambon,
Pontianak, Palembang en Belawan, in Singapore (41). Als laatste liep de
Kaimana, het "commandoschip" voor de gehele operatie, Singapore binnen.
Tijdens de operatie was de Nederlandse marine stand-by om indien nodig
bijstand en bescherming te verlenen. Het was niet nodig, maar het betekende wel
enige morele steun voor de opvarenden. (42)
Toen kwam de afgang. Meer dan driekwart van het uitgezonden walpersoneel
werd ontslagen. Van de officieren gingen er een aantal versneld met pensioen. In
plaats van een fors bedrag aan verzekeringspenningen kreeg de KPM 34 schepen
terug die nauwelijks elders lonend emplooi zouden kunnen vinden, en daarnaast
zat men met nog eens 43 schepen die eveneens voor het grootste deel werkeloos
bleven. Van deze 77 schepen waren er binnen twee jaar 55 verkocht (waarvan
slechts 11 voor de sloop).
Van de overige 22 schepen onderhielden er drie nog een aantal jaren de
verbinding tussen Singapore en Nieuw-Guinea, totdat met de oplossing van het
geschil tussen Nederland en Indonesië om dit gebied in 1963 ook aan deze vaart
een einde kwam. De drie schepen werden aan Indonesië verkocht.
Met het restant van de vloot heeft de KPM nog getracht een aantal nieuwe
lijndiensten elders op te zetten, doch zonder blijvend succes. Op 1 januari 1967,
bij de fusie met de KJCPL, kwam er definitief een einde aan het zelfstandig
voortbestaan van de KPM. Doch toen was het allang niet meer de oude
vertrouwde Paketvaart. Die ging al op 3 december 1957 ter ziele. (43)