Noten

  1. De in deze beschouwing gebruikte gegevens zijn, behalve aan persoonlijke notities, briefwisseling, gesprekken en herinneringen, ontleend aan diverse bronnen genoemd in de hiema opgenomen Literatuurlijst.
  2. Rudy Kousbroek in NRC Handelsblad dd. 25-9-1992.
  3. Zie o.a. bovengenoemd artikel in NRC Handelsblad.
  4. Dick, pag. 12.
  5. De Boer, bijlage 4. In de genoemde cijfers zijn niet inbegrepen de rivieren havenvaartuigen van de KPM.
  6. Smit, pag. 43. De Geus, pag. 51.
  7. Van der Plas, pag. 102.
  8. Pluvier, pag. 185.
  9. De volgorde der gebeurtenissen is voornamelijk ontleend aan Pluvier, pag. 187-189.
  10. De Geus, pag. 91: "Premier Djuanda en andere ministers gaven te kennen dat de status-quo ante zou worden hersteld zodra Nederland zich bereid zou tonen te onderhandelen over de overdracht van Nieuw-Guinea".
  11. Formeel waren het toen nog geen "nationalisaties".
  12. Verkuyl, pag. 9 en 10.
  13. De Geus, pag. 89
  14. Zie De Geus, pag. 93/94. Er heeft zich inderdaad een zodanig geval voorgedaan, nl. het ms. Kasimbar, dat op 21 februari 1958 in Straat Makassar, varend onder Indonesisch commando (doch onder Nederlandse vlag), door Hr.Ms. Drenthe werd onderschept en opgebracht naar Nieuw-Guinea; blijkbaar niet geheel goedschiks: er wordt melding gemaakt van een treffer aan stuurboord. De Geus noemt ook nog de aanhouding en konvooiering naar Sorong door Hr.Ms. Evertsen van de KPM-schepen Swartenhondt, Kalabahi en Banjoewangi, doch deze schepen waren op eigen kracht en onder Nederlands commando ontsnapt uit Menado, gebruik makend van de daar toen aan de gang zijnde opstand tegen de centrale regering in Jakarta.
  15. De karaktertyperingen zijn voornamclijk ontleend aan Verkuyl, pag. 17.
  16. De Geus, pag. 53. De Jong, pag. 1058
  17. Van der Plas, pag. 81
  18. Zie het verslag van de rechtbankzitting in de Java Bode van 24 juni 1955. Zie verder noot 24
  19. Uitvoerige bijzonderheden over de processen en over de (veronderstelde) persoonlijke rol van Soekarno daarin zijn te vinden in het in de literatuurlijst genoemde boek van H. Schmidt, het tweede belangrijke slachtoffer van de processen. Het feit dat Schmidt tot levenslang werd veroordeeld (in revisie terug- gebracht tot vijf jaar) toont aan dat op vrijspraak voor Jungschliiger niet te zeer had mogen worden gerekend.
  20. De Jong, pag. 1058. Pluvier, pag. 176-178. Hierbij werd tevens voor geheel Indonesië de staat van oorlog en beleg afgekondigd
  21. Dick, pag. 15
  22. De verlangde aandelenverdeling van 51/49 lijkt enigszins inconsequent in verband met het feit dat juist enkele weken tevoren tussen Garuda en KLM een 50/50 verhouding was overeengekomen. Zie Dick, pag. 15.
  23. Dick, pag. 13-15, verstrekt aanzienlijk meer details omtrent de inhoud van de diverse voorstellen dan Delprat, Oosterwijk en Mulder. Des te merkwaardiger is het dat Dick, die zijn onderzoek verrichtte voordat de memoires van Delprat waren verschenen, dit laatste element van het brengen van 38 schepen onder Indonesische vlag niet vermeldt. Er is verder ook geen aanwijzing welke schepen men op het oog had.
  24. Dit betreft het troepenvervoer naar Ambon in 1950 ter bestrijding van de opstandige Zuid-Molukken. Voor de opstandelingen bestond in Nederland vrij veel sympathie (mede veroorzaakt door de afkeer tegen Soekarno), waardoor de KPM vanuit Nederland zeer veel kritiek voor dit troepenvervoer te verduren kreeg. De KPM werd zelfs in kort geding gedagvaard met de eis dit vervoer te staken, welke eis, doch pas in hoger beroep, niet ontvankelijk werd verklaard. De KPM stelde dat zij op grond van het Groot Archipel Contract (weliswaar reeds afgelopen in 1945, doch stilzwijgend nog nageleefd) gehouden was dit vervoer te bewerkstelligen. Kennelijk wilde de KPM destijds de stilzwijgend voortgezette naleving van het GAC niet op het spel zetten door het gevraagde vervoer te weigeren. Naderhand verschenen er van Indonesische zijde rapporten waarin de KPM er van werd beschuldigd de troepentransporten opzettelijk te hebben vertraagd.
  25. Delprat, pag_ 258 en 260. Oosterwijk, pag. 106.
  26. Bij de overname in december 1957 was er in Kebayoran nog een complex woningen voor uitgezonden personeel in aanbouw
  27. Delprat, pag. 263 en 264
  28. De Geus, pag. 47
  29. Delprat, pag. 259
  30. De Geus, pag. 90
  31. De gedachte dat de KPM-vloot door de Nederlandse regering als pressierniddel op de Indonesische regering zou kunnen worden gebruikt, leefde blijkbaar ook bij anderen, zie Schmidt, pag. 135 en pag. 230.
  32. De gegevens voor dit hoofdstuk zijn, behalve uit eigen notities, voornamelijk ontleend aan Dick, pag. 16-22 en pag. 83-95
  33. Delprat, pag. 252
  34. Dat de acties zorgvuldig waren voorbereid wordt bevestigd door Schmidt (pag. 230), die (nota bene in de gevangenis!) weken tevoren al bij geruchte van de "zogenaamde spontane uitbarsting van haat tegen de Neder1anders" had vemomen. Drie weken voor de overval op de KPM schreef Schmidt in een brief naar Nederland: "Laat men er voor zorgen dat in de komende kritieke dagen zoveel mogelijk KPM-schepen in de vaart zijn. De schepen die in de havens liqzen zullen in beslag genomen worden."
  35. De Geus, pag. 90, vermeldt dat de opdracht op te stomen naar een haven buiten de archipel werd gegeven "buiten medeweten van de Nederlandse Regering" en koppelt dit aan het feit dat de Nederlandse regering de KPM-vloot als een troef ten opzichte van Indonesiëi beschouwde, Het is duidelijk dat in de gegeven situatie de "troef", indien al bestaand, zijn waarde geheel had verloren. Toestemming van de Nederlandse regering was dus in het geheel niet relevant.
  36. De Geus, pag. 90, geeft een afwijkende lezing van de gebeurtenissen_ Hij doet het namelijk voorkomen alsof de KPM in Jakarta reeds op 2 december 1957, dus de dag voor de ovemame, de schepen opdracht gaf om naar havens buiten de archipel te varen, en dat de vakbond SOBSI daarop reageerde door (de volgende dag) het hoofdkantoor van de KPM "over te nemen". Deze lezing is dus onjuist. De opdracht aan de schepen was afkomstig van de Directie van de KPM in Amsterdam en werd in de late namiddag van 3 december, dus na de overval, via de radio van één van de op de rede van Singapore ten anker liggende schepen uitgezonden.
  37. Nationalisatie van de schepen zou trouwens juridisch niet mogelijk zijn geweest. Schepen vormen namelijk, behalve bezit, ook territorium van het land welks vlag het schip voert, en grondgebied "nationaliseert" men niet. Overigens veronderstelt nationalisatie inbezitneming tegen compensatie. Het ging in het onderhavige geval in feite om (al dan niet) confiscatie. Dat men ook dit niet bedoelde wordt aangegeven door aan de onderbeheerstelling het woord "tijdelijk“ toe te voegen,
  38. Niet allen brachten de wachttijd in ledigheid door. Het uitgezonden personeel van de afdeling Comptabilitiet achtte het haar taak de financiéle administratie en de achterliggende documentatie zoveel mogelijk naar Singapore (en later naar Amsterdam) over te brengen, om tenminste de KPM in staat te stellen haar buiten Indonesië verrekenbare vordetingen te incasseren, en de waarde te bepalen van het in beslag genomen deel van het bedrijf (voor een eventuele toekomstige claim op Indonesië). De overbrenging is, zij het vaak met kunst- en vliegwerk, goeddeels gelukt. Van Indonesische zijde werd daarbij weinig tegenwerking (maar ook geen medewerking) ondervonden.
  39. Delprat, pag. 269.
  40. Delprat, pag. 269-270. Troepenvervoer met een KPM-schip had zich overigens reeds voorgedaan_ Eind januari 1958 werd het ms. Van Riebeeck, liggende in Belawan, door de militaire autoriteiten gevorderd voor het brengen van troepen en materieel naar Padang, vanwaar het met een lading cement via Sigli terugkeerde naar Belawan. Het schip voer met de eigen Nederlandse ofticieren, maar wel met een militaire bewaking, ook op de terugreis.
  41. Van de 40 aanvankelijk vastgehouden schepen was er één onderschept door de Nederlandse marine en opgebracht naar Nieuw-Guinea, en drie waren er uit Menado ontsnapt (zie noot 14). Twee schepen konden vanwege de militaire situatie op Sumatra niet worden vrijgegeven (ss. Both in Padang en ms. Sungei Deli in Rengat) en gingen verloren. Per saldo werden er dus 34 schepen vrijgegeven, die op 30 en 31 maart en 1 en 2 april 1958 de diverse lndonesische havens verlieten, juist nog binnen de voor de verzekering geldende periode van vier maanden na 3 december 1957.
  42. Hr. Ms. Groningen verleende assistentie door het uitlenen van eigen en het overbrengen van KPM-bemanningsleden voor enkele zwaar onderbemande schepen, een en ander uiteraard op volle zee.
  43. Het gaat hier uitsluitend om de "interinsulaire" KPM. Daamaast had de vennootschap, als gevolg van afsplitsing en diversificatie sinds 1947, nog een aantal andere schepen en belangen, die niet of nauwelijks schade ondervonden van de verdrijving uit Indonesië, maar op den duur ook niet de KPM als zelfstandig bedrijf in stand hebben kunnen houden.
  44. De gegevens zijn, behalve uit eigen waameming en notities, voomamelijk ontleend aan het werk van H.W. Dick, genoemd in de literatuurlijst
  45. Dick, pag. 25

Literatuurlijst