VERSLAG ZEEKLAAR MAKEN EN VERTREK 15 KPM-SCHEPEN UIT TG. PRIOK

H.H.W. Groot

Zaterdag 27 maart. Op vrijdag 21 maart 1958 werd de KPM-directie door de Indonesische autoriteiten ervan in kennis gesteld dat de in de archipel liggende schepen zouden worden teruggegeven en voor het einde van de maand vertrokken dienden te zijn, terwijl de kustvaart in Indonesië nimmer meer door de KPM zou mogen worden uitgeoefend.

De officieren van de te Tandjong Priok liggende 15 schepen logeerden vanaf 9 december 1957 in het Logeergebouw, terwijl de Indonesische bemanningen aan boord van de schepen waren gebleven. Reeds eerder was uitgemaakt dat de schepen alleen zouden worden overgenomen wanneer de Indonesische bemanningen van boord zouden zijn. Dit althans voor de te Tg. Priok liggende schepen, omdat het niet aanvaardbaar was dat met de in december 1957 muitende bemanningen thans weer naar zee zou worden vertrokken. Dit betekende dat met het handjevol officieren en walpersoneel de schepen moesten worden klaargemaakt en naar Singapore worden gebracht.

De moeilijkheid was dat de vrijkomende Indonesische bemanningen aan de wal moesten worden ondergebracht. Als oplossing werd gevonden dat het ms. Ophir als opvangschip dienst zou doen. De bemanning zou van boord en naar het Logeergebouw gaan, terwijl gelijktijdig het Logeergebouw door officieren en stafpersoneel zou worden ontruimd, die dan voorlopig onderdak zouden krijgen aan boord van het ms. Ophir. De overige schepen zouden daarna successievelijk ontruimd worden wat Indonesische bemanningen betreft, en onze officieren aan boord gaan. Het ms. Ophir werd op 27 maart vanuit de kom naar de eerste haven loods 2 versleept.

Vrijdag 28 maart. Om 7.00 uur zouden enige bussen en vrachtauto's voor officieren en stafpersoneel met hun bagage vanuit het Logeergebouw vertrekken. Het werd 11.00 uur omdat men blijkbaar geen kans zag de Indonesische bemanning zo vroeg reeds van boord te krijgen.

Instructies en werkschema's voor het klaarmaken van de schepen waren reeds half maart uitgereikt aan gezagvoerders, hoofdwerktuigkundigen en werkplaatschefs, zodat zodra men aan boord was men kon beginnen. Om 12.30 was een ieder aan boord.

Na bijna vier maanden van niets doen kon men nu weer aanpakken en beginnen aan de moeilijke opgave om in de kortst mogelijke tijd en met een minimum aan mankracht de schepen, te beginnen met het ms. Ophir, te inspecteren en zeeklaar te maken. Binnen de kortste keren was er aan boord van het ms. Ophir een bedrijvigheid van uitsluitend Europees personeel als nimmer tevoren. Afgesproken werd om deze eerste dag niet langer dan tot 17.00 uur te werken, omdat na vier maanden van gedwongen niets doen en als uitzicht nog minstens een week hard werken, men de eerste dag al niet zodanig overwerkt moest raken dat men er de volgende dagen geen lust meer in zou hebben.

Zaterdag 29 maart. In de loop van de ochtend kon het ms. Ophir proefdraaien met beide hoofdmotoren. Om 8.45 uur ging de Indonesische bemanning van het ss. Bontekoe van boord en om half elf werd dit schip vrijgegeven, waarop allen die op de Ophir niet meer nodig waren naar de Bontekoe gingen. Ook hier werd veel werk verzet, en om 14.00 uur was alles beproefd en geïnspecteerd en was er zelfs al een half uur met de grote machine gedraaid.

Na de lunch op de Ophir gingen alle "bemanningen" met bagage naar hun respectievelijke schepen, die intussen waren ontruimd en vrijgegeven.

Nagenoeg de gehele middag nam dit in beslag. Op enkele schepen werd daarna nog met inspecties begonnen, en toen ondergetekende om 16.30 uur een rondje langs alle schepen maakte, konden vele reeds mededelen de volgende dag te zullen proefdraaien. Op veel van de schepen werkte men tot laat in de avond door. Het leek of men onderling een wedstrijd hield wie het eerst gereed zou zijn voor vertrek. Hard is er de gehele dag door gezwoegd, en er was slechts één leuze: Zo vlug mogelijk naar zee!

Besloten werd om het vertrek van het ms. Ophir en de op eigen kracht varende coasters Lariang en Leksula te stellen op de volgende dag te resp. 16.00 en 17.00 uur.

Zondag 30 maart. Een zware opgave was het ss. Tasman. Het gehele bedrijf stond af en de ketels moesten worden opgestookt. De gehele nacht van zaterdag op zondag heeft men doorgewerkt, en zondagochtend draaide het hulpbedrijf en kon met verdere inspectie worden begonnen.

In de loop van de ochtend en middag draaiden de mss. Balikpapan, Balanipa en Bandjermasin proef met de hoofdmotor, het ss. Plancius draaide in de middag met beide machines, en het ss. Tasman 's avonds om 20.00 uur. Het proefdraaien van aan de kade liggende schepen betekende het van te voren uitbrengen van extra trossen.

Het zwaartepunt was het proefdraaien van de beide coasters Lariang en Leksula, die in de middag moesten vertrekken. 's Morgens werden van beide coasters door onze duikers nog de schroeven schoongeschraapt. De bezetting van elk van deze coasters was zeer gering, en bestond aan dek slechts uit twee stuurlieden, met drie kantoormensen die moesten fungeren als roerganger en kok, en in de machinekamer slechts uit twee werktuigkundigen. Na de voorafgaande dagen van hard werken zeker een prestatie om dit aan te durven. Ze waren echter vol goede moed en hadden de overtuiging het wel te zullen klaren. Om 17.00 uur vertrok men.

Het ss. Sidajoe draaide in de middag ook proef met de grote machine, en bleek, evenals de Bontekoe, moeilijkheden met de condensor te hebben, waaraan tot de volgende ochtend moest worden gewerkt. Het ss. Blinjoe, te slepen door ss. Sidajoe, werd door de beide runners geheel gereed gemaakt voor vertrek. Ook hier moest stoom worden gestookt en is van nachtrust niet veel gekomen. Het ss. Van der Lijn zou gesleept worden door het ss. Bontekoe en werd overgenomen door een 2e werktuigkundige, die geheel alleen het schip gereed begon te maken, daarbij zelf nog moest stoken en het eten klaarmaken. In de loop van de dag kwamen echter de beide andere runners aan boord. Intussen werd ook de proviandering van alle schepen verzorgd, zo niet het belangrijkste dan toch wel een voornaam iets. Hard werken zonder een stevige maaltijd is immers uitgesloten, en wat het ergste is: het tast de stemming aan.

De spanning steeg toen het vertrekuur van de Ophir naderde, 16.00 uur. Zou het schip werkelijk vertrekken? Om 16.30 kwam het schip vrij van de kade. Even later voer het op eigen kracht, echter geheel vlaggeloos, voor de laatste maal de haven uit, en het behoeft geen nader betoog dat velen van ons even stil waren. Het glorietijdperk waarin het schip met de regelmaat van de klok de sneldienst bevoer was geschiedenis geworden.

Maandag 31 maart. Nog 12 schepen moesten deze dag de haven uit. Het plan was de drie Ba-schepen om 9.00 uur te laten vertrekken. Door oponthoud van de immigratie werd dit wat verlaat, doch om 12.00 uur waren ze buiten de pieren. Het ms. Balikpapan had de opdracht buiten de pieren ten anker te gaan om eventueel assistentie te verlenen aan het ss. Bontekoe, dat nog steeds moeilijkheden met de condensor had. In het uiterste geval zou het ms. Balikpapan instede van het ss. Bontekoe het ss. Van der Lijn slepen.

Om 13.00 uur vertrok het ss. Tasman naar buiten de pieren en ging ten anker voor het opwachten van de beide te slepen coasters. Met sleepboothulp werden achtereenvolgens het ms. Letong, het ss. Blinjoe, het ms. Landak en het ss. Van der Lijn buiten de pieren gebracht en ten anker gelegd voor het maken van de sleepverbindingen. Intussen was ook het ss. Bontekoe naar buiten gestoomd.

Toen half maart het plan gereed was welke schepen er gesleept zouden worden, slaagde de surveydienst er met veel smoesjes in van elk der te slepen schepen een boeganker te ontsluiten en aan dek te leggen. Op die manier kon de ankerketting worden gevierd en de sleeptros door middel van een zware sluiting op de ankerketting worden aangesloten. Op alle gesleepte schepen lagen de sluitingen eveneens gereed. Toen dan ook de sleepboot Mars langszij het ss. Sidajoe de sleeptros overnam, behoefde deze slechts op de ankerketting van het ss. Blinjoe te worden aangesloten. Met de reeds zeer vermoeide mensen was het echter geen eenvoudige opgave. Langzaam kwam de Mars in beweging en werd de zware en stugge sleeptros bijgestoken. Bij het ss. Blinjoe gekomen werd BB ankerketting ingehaald tot de laatste schalm voor de grondstopper kwam te liggen. Een tros werd door de vrijgekomen ankerkluis gevierd, waaraan op de Mars de sleeptros werd vastgemaakt. Op deze wijze kon de sleeptros door de ankerkluis binnenboord worden gehaald met behulp van het ankerspil. Toen het oog van de sleeptros nabij het open schalmeinde van de ankerketting was gehaald, konden de sluitings, een van 8 ton en twee borgen van elk 3.6 ton, worden bevestigd. Het geheel werd daarna gevierd tot ruim 20 vadem ankerketting was bijgestoken. SB anker van de Blinjoe, waarmee het schip ten anker lag, werd langzaam ingehaald. Intussen had men met veel moeite de stugge sleeptros aan boord van het ss. Sidajoe op de beide achterste SB bolders belegd. Toen het anker van de Blinjoe vrij kwam van de bodem zakte het schip langzaam af en kwam in de sleeptros te hangen. Daarmee was ook deze manipulatie goed verlopen. De sleep Sidajoe/Blinjoe vertrok ten 17.49 uur.

Intussen zagen we voor de laatste maal het ss. Plancius de pieren uitdraaien en buiten ten anker gaan voor het overnemen van de stuurman die de Landak naar buiten had gebracht. Het was circa 18.15 uur geworden toen ook de Kaimana onder commando van de Chef Nautische Dienst als laatste uit de haven van Priok vertrok. Het was ons gelukt, met veel zwoegen, alle twaalf schepen te laten vertrekken, met slechts een uur en een kwartier ten achter op ons opgezette schema. Buiten de pieren werd nog hard gewerkt om de andere sleepverbindingen tot stand te brengen, hetgeen op gelijke wijze geschiedde als bij de Blinjoe. Voor zover wij vanaf het ss. Sidajoe konden waarnemen voeren om ca. 19.00 alle schepen, op weg naar Singapore.

Het bovenstaande geeft zeer summier weer wat te Tandjong Priok voor werk is verzet bij het zeeklaar maken en vertrekken van de schepen, die bijna vier maanden waren gedwongen stil te liggen. Volledig is dit verhaal zeker niet. Het voornaamste is wel geweest de buitengewoon prettige stemming waarin alles gebeurde. Gedurende alle drie de dagen werd geen wanklank gehoord, terwijl ook kritiek achterwege bleef. Men heeft van hoog tot laag hard, ja zeer hard gezwoegd, en het resultaat was dat vòòr 1 april alle schepen het zeegat uit waren.


Vorige | Inhoud | Volgende