DE LAATSTE ARCHIPELREIS VAN DE “VAN RIEBEECK"

H. Wijnands

Begin december 1957. Met het ms. "Van Riebeeck" onderweg van Tandjong Priok naar Belawan-Deli in Noord-Sumatra. Zoals gebruikelijk werd in de nacht vóór aankomst "daglicht" gevaren, dat betekende: met aangepaste snelheid varen om tegen daglicht in de monding van de Belawan-rivier aan te komen. De toch altijd wat moeilijke vaart op de rivier kon dan met goed zicht worden afgelegd. Heerlijk was dit opstomen met een opgaande zon, met rondom de kleine vissersbootjes en prauwen waarvan de bemanning meestal naar het grote schip zwaaide. Onvergetelijke ervaringen, zelfs nu nog, al is het meer dan 35 jaar geleden.

Uiteindelijk de aankomst in de haven, stuurboord uit, en dan werd met een bepaalde handigheid het schip op de stroom gedraaid en meerde het af aan de kade. Veel gezellige drukte om de aankomst van het schip te zien, met meestal zo'n 500 dekpassagiers aan boord. Daaronder vaak transmigranten die lang hadden gewacht op de reis naar een nieuw bestaan op Sumatra, in plaats van het overbevolkte en weinig perspectief biedende Java.

Steeds weer speelde dit soort zaken door je gedachten als je op de dag van aankomst om 4 uur 's ochtends aan de dagwacht begon. Zo was het ook op 4 december 1957. Niets wees er op dat het deze keer heel anders zou gaan dan normaal. Och, er waren nogal wat politieke moeilijkheden rond de Nieuw- Guinea kwestie, wat dreiging met acties tegen Nederlanders. Maar, was onze overtuiging, de KPM zou daar vast geen last van ondervinden. De KPM hoorde immers bij Indonesië. Zonder ons zouden het funktioneren van de bevolking en de economie van het land niet goed mogelijk zijn.

Maar gedurende deze dagwacht op 4 december 1957 kwamen wij erachter dat er iets aan de hand was dat alles totaal zou veranderen. Oproepen en boodschappen vanuit Nederland. De KPM-directie in Djakarta was onbevoegd verklaard, en de directie werd met onmiddellijke ingang gevoerd vanuit Nederland. Opdracht aan alle KPM-schepen: Zo snel mogelijk weg uit de Indonesische wateren en andere dan Indonesische havens opzoeken om daar nadere instructies af te wachten. Dit door de marconist ontvangen bericht was aanleiding om 's morgens vroeg het schip stil te leggen om een korte scheepsraad te houden. Dat wil zeggen: overleg tussen gezagvoerder en officieren over wat ons te doen stond. Koers zetten naar Port Swettenham of eerst onze 500 dekpassagiers aan land zetten en dan leeg weer uitvaren? Voor het laatste werd unaniem gekozen. Wij voelden ons, ondanks de instructies vanuit Nederland, toch verantwoordelijk voor onze 500 dekpassagiers. Deze mensen rekenden en vertrouwden er toch op dat ze naar Belawan-Deli gingen. We zetten onze reis dus normaal voort.

Eenmaal aan de kade afgemeerd wees aanvankelijk niets op de problemen die we die ochtend vroeg hadden gehoord. Normaal gingen de passagiers van boord en werd met het lossen van de lading begonnen. Wel werd de blauwe vertrekvlag gehesen ten teken dat we weer spoedig zouden uitvaren. Er was voor gekozen om dan naar Port Swettenham te vertrekken, want dat was de kortste oversteek naar een niet-Indonesische haven. Een aantal van ons had toch wel wat moeite met deze situatie. Niet terug naar vrouw en kinderen in Djakarta, zoals anders. Twijfels over de verdere consequenties. Wij vertrouwden er tenslotte maar op dat het een zeer tijdelijke aangelegenheid zou zijn, want, immers, Indonesië en de KPM hadden elkaar nodig! Dit bleek achteraf echter een illusie. Zo ook dat we diezelfde dag nog wel zouden mogen vertrekken.

De havenmeester weigerde het vertrek op dezelfde dag: dat was niet conform de dienstregeling. Toen begrepen we dat het moeilijk zou worden om nog weg te komen. De volgende dag werd dit heel duidelijk: Militairen aan boord, waarbij de commandant ons mededeelde dat op zijn gezag het vertrek van de "Van Riebeeck" voor onbepaalde tijd was uitgesteld. Er zou ook niet geladen worden. We dienden nadere berichten van de commandant af te wachten. Een zestal bewapende militairen vatte post bij de gangway, op de brug, bij de ankerlier, het achterschip en bij de ingang van de machinekamer. Als we enigerlei activiteit wilden ontplooien, zoals onderhoudswerk, dan moest dit bij de commandant worden gemeld.

De Indonesische crew aan boord gedroeg zich voorbeeldig. Mede door hun instelling voelden we ons niet onveilig. We hadden eigenlijk alleen zorgen om het thuisfront in Djakarta. Doordat andere rederijen, zoals de Stoomvaart Maatschappij Nederland en de Koninklijke Rotterdamse Lloyd normaal konden blijven varen, was contact met de familie door middel van brieven verzonden via de bemanningen van deze schepen mogelijk.

Inmiddels was ons verblijf in Belawan al tot enkele weken opgelopen. Gedurende die tijd werd een aantal plannen gemaakt om te ontsnappen, zoals trossen kappen, het schip laten wegdrijven op de stroom, en dan op een bepaald moment "volle kracht vooruit". Maar altijd had je te maken met het probleem van de militaire bewaking. Alle risico's werden afgewogen en werden steeds te groot bevonden. Helemaal een einde aan de ontsnappingsillusie kwam, toen we opdracht kregen de beide ankers met zoveel mogelijk ankerketting te vieren. Hierdoor werd ontsnappen eigenlijk onmogelijk. We konden niets anders doen dan maar afwachten.

In die periode ontstond er nog een vervelend incident. Bij het maken van een stel indicateurdiagrammen van een van de hulpmotoren dacht de bewapende bewaker dat er vanuit de machinekamer werd geschoten toen indicateurkranen werden doorgeblazen. Na wat uitleg, met medewerking van de Indonesische crew, werd de zaak gesust.

Inmiddels was het Kerst en Nieuwjaar geworden. Steeds meer kwamen er berichten dat het op Java voor de daar verblijvende Nederlanders er niet prettiger op werd. Men ging evacuatieplannen opzetten en daar ook uitvoering aan geven. Gelukkig bleef nog steeds de communicatie met Djakarta in stand, zodat we op de hoogte waren van de evacuatie van de KPM-vrouwen en kinderen, eerst naar Singapore, en later naar Nederland.

Voor ons werd het duidelijk dat het afgelopen was met de KPM als scheepvaartbedrijf in de archipel. De belangrijkste vraag was: "Wanneer kunnen we vertrekken". Het gehele schip was inmiddels schoongemaakt en geschilderd, en ook in de machinekamer was al het onderhoudswerk gedaan. Aan eten en drinken was gelukkig geen gebrek. We gingen ook regelmatig de wal op of met de bus naar Medan. Als er andere Nederlandse schepen binnen waren, gingen we op visite om de laatste berichten te horen en, niet te vergeten, post mee te geven voor de familie.

Even verderop in de haven lagen twee Sungei-coasters van de KPM. Ook die waren werkeloos, omdat ook voor hen het uitvaarverbod gold. Deze scheepjes hadden een volledig Indonesische bemanning. Die had de Nederlandse vlag verwisseld voor de Indonesische. Een vreemd gezicht. Om moeilijkheden te voorkomen werd er niet teveel aandacht aan geschonken.

Op een dag tegen het eind van januari 1958 kwamen er enkele hoge militaire autoriteiten aan boord om het schip te inspecteren. Spoedig werd duidelijk dat de "Van Riebeeck" werd gevorderd door het leger voor een troepentransport naar Padang. In West-Sumatra was een opstand aan de gang tegen de centrale regering in Djakarta, en militaire versterking daar werd nodig geacht. Na onderling overleg besloten wij ons niet te verzetten tegen deze reis, want, wie weet, misschien konden we daardoor ontsnappen. De tweede stuurman was ziek en die moesten we noodgedwongen in Medan in het ziekenhuis achterlaten. Hij werd later overgebracht naar Djakarta.

En zo begonnen we dan, na een lange rustperiode, het schip vaarklaar te maken. Het naar binnen halen van de ankers met de vele meters ketting werd een heel apart karwei. Alles was smerig en gedeeltelijk begroeid, zodat er, behalve schoonspuiten, soms met schrapers gewerkt moest worden om de ketting schoon in de kettingbak te krijgen. Weldra werd de lading aangevoerd, bestaande uit munitie, tenten, wapens en dergelijke.

Daarna werden met bussen de militairen aangevoerd, en na een korte inspectie op de kade gingen zij aan boord en maakten het zich gemakkelijk aan dek. Ook waren er een klein aantal vrouwen en kinderen mee. We schatten het totaal op ongeveer 500 mensen. Op de brug werd de wacht verscherpt, en werd met de militaire commandant besproken welke koers hij wilde varen. We mochten niet "om de zuid", maar moesten "om de noord", langs Sabang, naar Padang. De gehele reis moest gevaren worden binnen de 12-mijls zone om te voorkomen dat de Koninklijke Marine, die met HMs "Groningen" in de Straat van Malakka patrouilleerde, zou ingrijpen.

De reis naar Padang verliep goed, en na het debarkeren van de militairen en het lossen van de lading kregen we te horen dat we terug moesten naar Belawan- Deli. We kregen een lading cement mee bestemd voor Sigli. Ook deze reis ging onder militair toezicht, waardoor de kans op ontsnappen wederom klein was. Zonder problemen kwamen we op de rede van Sigli, waar de lading cement op de gewone wijze via prauwen werd gelost. 's Nachts werd er niet gelost, en in stilte bleven we hopen dat HMs "Groningen" ons zou pakken, maar er gebeurde niets. Het was misschien ook wel wat te gevaarlijk geweest met die militaire bewaking aan boord. Na een paar dagen waren we gelost, en werd de reis met een leeg schip voortgezet naar Belawan-Deli, waar we afmeerden in het achterste deel van de haven. De ankers moesten wederom met zoveel mogelijk ketting gevierd worden. De Sungei-coasters werden aan de "Van Riebeeck" vastgelegd.

Ook na deze tussenreis, die achteraf de laatste reis van een KPM-schip in de archipel bleek te zijn geweest, konden we weer normaal de wal op en werd voldoende voedsel en drinken aan boord gebracht voor de Indonesische en de Nederlandse bemanning.

Een nieuwe geruchtenstroom kwam op gang met het bericht dat als de Indonesische autoriteiten de gehele KPM-vloot zouden vasthouden de verzekeraars van Lloyd's dan na 4 maanden tot uitbetaling van de verzekerde waarde van de vloot aan de eigenaars zouden overgaan. We moesten er dus rekening mee houden dat we in dat geval Indonesië zonder schip zouden moeten verlaten. Geen leuk idee.

Deze geruchten werden steeds sterker, totdat in maart 1958 de Indonesische immigratiedienst aan boord verscheen. De Indonesische bemanningen van de "Van Riebeeck" en de Sungei-coasters werden bij elkaar geroepen in de salon. Daar werd meegedeeld dat alle KPM-schepen uit de Indonesische wateren moesten verdwijnen en ook niet mochten terugkeren. De Indonesische crew werd daarbij voor de keuze gesteld: meegaan met het schip, met alle consequenties van dien, of ter plaatse de schepen verlaten. Grote beroering uiteraard.

Na een inventarisatie bleek het overgrote deel van de crew, inclusief de bemanning van de Sungei-coasters, er de voorkeur aan te geven in Indonesië te blijven.

Met deze wetenschap werd de vertrektijd vastgesteld en werden de officieren en een aantal, meest jongere, Indonesische bemanningsleden die met ons mee wilden, verdeeld over de drie schepen. De "Van Riebeeck" was geen groot probleem, maar hoe krijg je een Sungei-coaster aan de gang? Na wat oefenen en een korte proefvaart lukte dat. Wel wat vreemd, manoeuvreren met een keerkoppeling, maar het ging. Als eerste zouden de twee coasters, met de roodwitte vlag op het achterschip, vertrekken. Met drie stoten op de scheepshoorn werd zee gekozen, en een uurtje later vertrok ook de "Van Riebeeck" voorgoed uit Indonesië. Ondanks de vreugde van het vrij zijn en het nabije weerzien met familie toch een ontroerend ogenblik. De gehele afgestapte Indonesische crew stond op de kade. Tabeh mensen, en bedankt voor jullie steun en hulp in de afgelopen periode. Emoties aan weerszijden.

Na enige tijd haalde de "Van Riebeeck" de Sungei-coasters in. Zoals afgesproken zouden we buiten de 12-mijls zone op elkaar wachten. De "Van Riebeeck" kwam als eerste op de afgesproken plaats, maar weldra kwamen de coasters langszij. Als eerste werd de Indonesische vlag op het achterschip van de coasters vervangen door de Nederlandse. Verder werd voedsel en drinken naar de coasters overgezet. Door de zeegang ging dat niet altijd even gemakkelijk. De totale bemanning werd zó over de drie schepen verdeeld dat er op elk schip "zes uur op zes uur af" gelopen kon worden. De geschatte vaartijd voor de "Van Riebeeck" was slechts een half etmaal, maar de coasters hadden er wel 36 uur voor nodig. Daarom hadden zij ook wat meer levensmiddelen nodig.

Nadat de koers was bepaald, werden de trossen losgegooid en gingen we richting Singapore. Net vertrokken werd er hevig getoeterd door één van de coasters. Na gestopt te zijn kwam die weer langszij, nogal ruw, waardoor een deel van het stuurhuis werd beschadigd. We hadden nu eenmaal weinig vaarervaring met zulke kleine scheepjes. Het bleek dat men, na controle, er achter was gekomen dat men zonder drank aan boord zat, en dat behoefde toch wel een aanvulling. Met een paar volle kratten en flessen werd aan deze wens voldaan en kon de reis worden voortgezet.

Op de "Van Riebeeck" was het vreemd om met zo'n geheel leeg schip en met zo weinig bemanning te varen. Toch waren we ook een beetje trots, omdat we alle schepen uit Belawan konden overbrengen naar Singapore. Singapore, waar we de volgende dag op de rede arriveerden. Blij dat we vrij waren, maar ook weemoedig omdat Indonesië voor de KPM was afgelopen.


Vorige | Inhoud | Volgende