De berging van de Pakketvaarder s.s. Tasman
Henk Slettenaar
Afbeeldingen via de auteur
Gedurende de lange jaren dat KPM schepen in de Indische wateren voeren, gebeurde het nog wel eens dat schepen strandden op al of niet in kaart ge-brachte ondiepten of riffen. Deed zo’n gebeurtenis zich voor, dan wist de KPM de berging vrijwel altijd te klaren zon- der hulp in te roepen van professionele bergingsmaatschappijen. Een voorbeeld hiervan is het vlotslepen van het ss „Tasman” (3).

Deze derde „Tasman” was in 1922 te Hull gebouwd voor rekening van de Britse regering als vergoeding voor het verlies van de „Tasman” (2). De „Tasman” (2) was volgens het angarierecht door de Britten in 1918 in beslag genomen. Op 16 september 1918 werd dit schip tot zinken gebracht door de Duitse onderzeeboot „U-46”, waarbij 14 opvarenden omkwamen.
Aan de grond
De “Tasman” (3), die was ingezet op de dienst die de KPM tussen Java en Australie onderhield, liep in de avond van de 29e april 1927 aan de grond bij Clarke Island, één van de eilanden behorende bij het Grote Barrière Rif.


Een ander KPM-schip, het ss „Houtman” (2), was in de buurt en zou twee dagen later, bij hoog water, proberen de „Tasman” weer los te slepen.
Deze pogingen moesten al snel worden gestaakt. De „Houtman” had te veel diepgang voor het gevaarlijke vaarwater en de sterke stroom. De beide gezagvoerders achtten het afslepen door de „Houtman” onmogelijk en verdere pogingen zouden de veiligheid van ook dit schip in gevaar brengen. Omdat de „Tasman” maar licht water maakte in de vullingen van ruim II en de pompen dit makkelijk konden bijhouden, bestond er geen direct gevaar. Nadat de „Houtman” enige passagiers had overgenomen en proviand had afgegeven, vervolgde zij haar reis naar Australië.
Voorbereiding
Op zondag 1 mei werd in Batavia een conferentie belegd waar het volgende werd besloten:
- Het ss „Van der Wijck” zou worden uitgerust met hulp- en bergingsmaterialen en zo spoedig mogelijk vanuit Tandjong Priok naar de strandingplaats vertrekken. Het hoofd der nautische dienst, oud-gezagvoerder J. Hut, zou zich op dit schip inschepen en leiding geven aan de bergingsoperaties.
- Het vrachtschip ss „Stagen”, dat onderweg was van het Australische Newcastle naar Java, werd verzocht eveneens assistentie te verlenen.
- De in Sydney gestationeerde sleepboot „Linfield” van 1500 pk’s zou tegen een vaste prijs worden gecharterd indien absolute zekerheid kon worden verkregen dat geen „salvage claim” zou worden ingediend. Na onderhandelingen werd, onder dezelfde condities, besloten de “Linfield” te vervangen door de in Brisbane gestationeerde sleper “Coringa”, die op 2 mei naar de strandingplaats vertrok.

Vroeg op de maandagochtend van de 2e mei werd de „Van der Wijck” van zijn ligplaats op de boei in de 1 ste Binnenhaven gesleept en langs de kade afgemeerd. Van het bergingsvaartuig „Arend” werden bergingsmaterialen overgenomen, waaronder pulsometers, ejectoren, diverse stoom- en waterslangen en duikerhelmen met bijbehorende apparatuur. In plaats van de aan-wezige reddingsboten werd het schip uitgerust met acht laadboten, twee motorboten en een giek. Behalve meerdere zware stalen- en manilla- sleeptrossen, ankers en sluitingen, werden ook honderd vaten cement, twintig zakken zand, honderd kolenmanden en veertig kolenschoppen aan boord genomen. Ook werd extra personeel ingescheept, bestaande uit een toegevoegde 1ste stuurman, dertig man dekequipage, twee ervaren motoristen, twee smeden, een duiker, vier breeuwers, elf mandoers, acht winchdrijvers en 150 koelies van de Uniekampong om de ladingmanipulatie te bespoedigen. Om over voldoende stookolie en water voor de heen en terugreis te kunnen beschikken, werd vol gebunkerd en werd ook nog 124 ton stookolie geladen in de droog-tank onder de ketels. Daar men de hoeveelheid brandstof nog niet voldoende achtte, werd besloten dat, tijdens de reis, de mee-varende koelies tank II schoon zouden maken, waarna het schip Makassar zou aanlopen om bij te bunkeren en ook deze tank met stookolie te vullen. In ruim II had men zes losse tanks geladen die tijdens de reis zouden worden schoongemaakt zodat ze in Makassar met zoet water konden worden gevuld. Nog diezelfde avond was alles ingeladen en kon het schip vertrekken.
Clarke Island, 10-14 mei
Door sterke tegenwinden getroffen, meerde de „Van der Wijck” pas op 5 mei om 11.20 uur af langs de kade te Makassar. Er werd 200 ton stookolie bijgeladen en de voeding-, bad- en drinkwatertanks werden opgevuld. Om 18.00 uur was men hiermee gereed en vertrok het schip naar de stranding-plaats van de „Tasman”. Door de stijf doorstaande moesson duurde het nog tot de avond van de 10de mei voor men, in de nabijheid van de inmiddels ook gearriveerde „Stagen” bij Clarke Island ten anker kon gaan. Het bleek dat de uit Brisbane afkomstige sleepboot „Coringa” inmiddels al was gearriveerd.

Ook een Australisch marineschip, het onder- zoeksvaartuig H.M.A.S. „Geranium”, was naar de stranding-plaats toe gevaren en bood hulp aan bij het eventueel afslepen van de „Tasman”. Daar het hoofd nautische dienst naderhand niet met een ‘salvage claim’ wenste te worden geconfronteerd, was hij in eerste instantie terughoudend ten aanzien van deze hulp uit onverwachte hoek. Na een gesprek met captain Bennett, de gezagvoerder van de „Geranium”, besloot hij een telegram naar de Naval Board te zenden omtrent de voorwaarden waaronder de „Geranium” hulp mocht bieden. In de loop van de avond kwam het antwoord, waarin de Naval Board meedeelde dat men bij assistentie van de „Geranium”, slechts brandstof en gebruikte stores in rekening zou brengen.

Na overleg met de gezagvoerders werd, in verband met het onstuimige weer, besloten nog niet met het lossen van de lading van de „Tasman” te beginnen, maar te trachten het voorschip door verwerken van de lading van het voor- naar het achterschip te lichten. Voor dit karwei werden 95 koelies overgezet. Er werden tien vaten cement en twintig zakken zand naar de „Tasman” overgebracht en bij laag water werd de lekkage in de stuurboordvulling van ruim II gedicht. Ondertussen hadden duikers van de „Geranium” de bodem van de „Tasman” onderzocht. Zij stelden vast dat er geen structurele beschadigingen te zien waren en dat al het koraal rondom het gestrande schip dood en dus zacht was.

Op de 12de mei, bij daglicht, werd alles sleepklaar gemaakt en werden trossen uitgebracht van de „Van der Wijck”, de „Geranium” en de sleepboot „Coringa”. Om half zeven begon men te slepen. Toen een uur later de beide sleeptrossen van de „Van der Wijck" braken moest men deze poging opgeven. Besloten werd onmiddellijk te beginnen met het overschepen van lading van de „Tasman” naar de „Van der Wijck” , terwijl men van plan was de volgende dag ook de „Stagen” bij het afslepen te laten assisteren. Met behulp van de meegebrachte motorboten en laadboten werd in de loop der dag ongeveer 200 ton lading overgescheept.
In de morgen van de 13de mei werd weer alles sleepklaar gemaakt, werden de sleeptrossen bevestigd en verankerden de schepen op de vooraf vastgestelde plaatsen. Na een sein van de „Tasman” begon men met vier schepen om 7.05 uur te slepen. Reeds om 7.15 uur werd door de „Tasman” met een sein op de stoomfluit te kennen gegeven dat het schip vlot was. De sleeptrossen werden aan boord van de „Tasman” volgens afspraak alle losgegooid, uitgezonderd die van de sleepboot. Om 7.45 uur werd de „Tasman” onder het loeien van si- renes en stoomfluiten versleept om op een veilige plaats ten anker te gaan. Door de „Geranium” werd het sein D Z A gehesen, wat betekent: „Vergun mij U geluk te wenschen”, waarop de „Tasman” antwoordde met het sein: X O R- „Dank U”.
Sleeptrossen werden ingehieuwd, laad- en motorboten opgezet en ’s middags verstoomden alle schepen van de strandingsplaats naar een ankerplaats bewesten Nob Island. Hier begon men onmiddellijk de lading terug te brengen naar de „Tasman”. Daar de gezagvoerder van de „Tasman” vermoedde niet voldoende steenkolen aan boord te hebben voor de reis naar Sydney, werd aan de gezagvoerder van de „Stagen” verzocht om de volgende ochtend met daglicht langszij van de „Tasman” af te meren en 75 ton steenkool over te laden. De meegenomen manden en schoppen kwamen hierbij goed van pas.

Afscheid
Nadat de sleepboot „Coringa” zo’n vijftien ton drink- en ketelwater van de „Van der Wijck” had overgenomen, werd dit schip bedankt en vertrok het via Townsville naar haar thuishaven Brisbane. Laat in de middag van de 14de mei was alle lading weer teruggebracht naar de „Tasman”. Voor vertrek bracht kapitein Hut nog een bezoek aan de „Geranium” om dank te betuigen voor de ontvangen hulp. De commandant kon hem meedelen dat vergoed zou moeten worden: 35 ton steenkolen, twintig gallons olie, dertig gallons benzine en £2,- voor de duikers. Al met al dus een koopje voor de KPM! Nog voor de avond van de 14de mei vertrokken de schepen naar hun diverse bestemmingen. De „Tasman” had zo weinig schade opgelopen dat de reis naar Sydney kon worden voortgezet. Ook de „Stagen” vervolgde haar reis, naar Java, terwijl de „Van der Wijck” terugkeerde naar Tandjong Priok.