Hondenwacht

Het verhaal speelt zich af op een kolen stokend stoomschip, in de vijftiger jaren van de vorige eeuw, in de dienst Makassar - Kleine Sunda eilanden.

Onderweg van Makassar naar Flores en eilanden met namen als Sumba, Sumbawa, Alor, Adoenara, Lomleng, Sawu en Roti.

Het aantal slagen van de machine is 75 per minuut, economische vaart, aankomst Endeh daglicht.

Tegen enen is de rust weer gekeerd, de vuren zijn getrokken, de as is gewipt. Het enige geluid dat nog te horen is, is het zuchten van de stoommachine; door de windvangers van het ketelruim komt vaag het geluid van het openen en sluiten van de vuurdeuren, het geschraap van de kolenscheppen op de plaat.

Het is een heldere maanloze nacht, de sterrenhemel met het Zuiderkruis, de Melkweg de Magelhaense wolk laat zich zien in al zijn schoonheid.
Aan de kim zijn flauw de contouren van de kust van Flores tegen de nachtelijke hemel te onderscheiden. Hier en daar tekent zich de gloed van een werkende Gunung Api af.
De hekgolf trekt een lichtende baan door het spiegelgladde water.
Zacht ruist de boeggolf.
Uit de hoge schoorsteen komt een lichte waas van rook.
Af en toe springen er vliegende vissen als zilveren pijlen uit het water.

Overal op het schip heerst een vredige stilte, slechts af en toe gebroken door een loei van een koe of het hoef geschraap van een paard. Verbazingwekkend dat het op een schip met enkele honderden dek passagiers, een twintigtal hut passagiers en een vijftig badjo’s zo stil kan zijn.

Alles slaapt, op die officieren en bemanningsleden na, die de hondenwacht lopen.
Op de brug houdt de twee stuurman met de uitkijk en de roerganger de wacht.
In de machinekamer loopt de derde wtk zijn ronden samen met een olieman, twee stokers en twee tremmers.

Dit zijn het soort wachten die je je hele leven zullen bij blijven, de schoonheid van de tropen, de zalige temperatuur, de rust op het schip, het soepele draaien van de Lentz kleppenmachine. Als je dan geen warmloper hebt, alle roosterstaven op hun plaats blijven en geen waterpijp kapot springt dan is het leven perfect.

Geluk duurt meestal niet heel lang, de olieman komt na een smeerronde naar de derde wtk en zegt dat er een passagier hem wil spreken. De derde gaat de trappen op naar de dienstgang en ziet daar de Indonesiër die hem iets zegt, dat aan de rust een einde maakt: ”Saya punya istri musti beranak”. De derde wtk gaat naar beneden naar de manoeuvreerstand en blaast in de fluitleiding van de spreekbuis naar de hut van de HWTK. Na enig wachten komt de stem van de baas, ”Ja wat is er?” Baas er moet een kindje komen op luik 3 of je er maar uit wil komen. Deze HWTK heeft al meerdere kinderen gehaald en had daar ook lol in. Voor die gelegenheden had hij zich zelfs een witte jas aangeschaft. Met wat lijntjes en lakens wordt op luik 3 een verloskamer opgetuigd, een extra lamp opgehangen, de kok moet zorgen voor wat emmers met water. Haal de leerling ook maar even uit zijn kooi, dan kan hij meekijken, dat is goed voor zijn ontwikkeling, zegt de HWTK. Met hulp van een meereizende verpleegster, de Bonebakker en het bevallingspakketje uit de medicijnkast is het karwei na een uur voor elkaar en komen we met één passagier meer in Endeh aan.

En hoe was het vannacht vroegen wij aan de leerling aan het ontbijt
“Ik kan voorlopig geen vrouw meer zien!”

Op KPM schepen was de Hwtk belast met de medische zaken

I.S. Schaafsma

Saya punya istri musti beranak = mijn vrouw moet bevallen
Bonebakker = medische handleiding voor zeevarenden
Gunung api = werkende vulkaan